TerraLife groenbemesters bieden voedingsvoordeel
9-jarig CATCHY onderzoek
9-jarig CATCHY onderzoek
Negatieve effecten van nutriëntenverlies in het milieu en daar bovenop ook nog sterk stijgende kunstmestprijzen maken het noodzakelijk om het gebruik van voedingsstoffen in de gewasproductie te optimaliseren. Groenbemesters zijn nu een veelgebruikt vruchtwisselingselement om nutriëntenverliezen te verminderen. Het CATCHY-project, dat werd gefinancierd door het federale ministerie van Onderwijs en Onderzoek (BMBF, Duitsland), onderzoekt het voedingsvoordeel van verschillende groenbemesters voor het hoofdgewas maïs.
Deze vraag wordt behandeld in de context van het CATCHY project. Dit komt omdat een kwantificering van de nutriëntenvoorziening door vanggewassen helpt om het gebruik van meststoffen voor het hoofdgewas te optimaliseren. In het project werd de opname van voedingsstoffen bepaald in een langdurige vruchtwisseling van maïs na verscheidene tussengewassen voorafgaand aan winterbraak. Terwijl na eenmalig gebruik van de groenbemesters effecten op het bodemmicrobioom en op de nutriëntenbalans in de bodem onder maïs konden worden waargenomen, konden na twee tot drie rotaties nu ook invloed op de voedingstoestand van maïsplanten worden bepaald.
Op het moment van de oogst had maïs, geteeld na groenbemesters, tot 15% meer hoofdvoedingsstoffen opgenomen dan na braak. De individuele groenbemestersoorten hebben verschillende effecten op maïs:
Phacelia is bijvoorbeeld zeer effectief in het verkrijgen van fosfor, terwijl gele mosterd en andere kruisbloemigen veel zwavel vrij maken. Aan de andere kant beïnvloeden de afbraakeigenschappen van het plantmateriaal de timing en kwantitatieve toevoer van voedingsstoffen voor het hoofdgewas. Niet alleen de C/N-verhouding speelt een rol, maar ook welke microbiële gemeenschap in de bodem door individuele plantensoorten is gestimuleerd en hoe actief deze is. In het beste geval levert de groenbemester evenveel voedingsstoffen als het hoofdgewas op dat moment nodig heeft.
Dit zorgt voor een optimale aanvoer van het hoofdgewas en vermindert nutriëntenverliezen. Bijvoorbeeld bij de uitspoeling van nitraat wanneer er qua hoeveelheid meer stikstof vrijkomt uit het vanggewas dan het hoofdgewas kan opnemen.
Traceer voedingsstoffen uit vlinderbloemigen
Vlinderbloemigen hebben een relatief hoge behoefte aan deze voedingsstoffen. Deze moeten dus heel effectief zijn om bodemreserves van deze voedingsstoffen vrij te maken en kunnen grote hoeveelheden Fe, Mn en zink voor het hoofdgewas beschikbaar maken.
Interessant is dat het mengsel van mosterd, phacelia, Japanse haver en Alexandrijnse klaver (mengsel van 4) nauwelijks voedingsvoordeel voor het hoofdgewas maïs brengt. Het mengsel werd gedomineerd door gele mosterd en phacelia, zodat de verwachte positieve effecten van Japanse haver en Alexandrijnse klaver werden onderdrukt. Het soortenrijke mengsel TerraLife-MaisPro® TR Greening met twaalf componenten bevorderde daarentegen de opname van alle macro- en micronutriënten. In het geval van kalium en ijzer nam maïs zelfs de grootste hoeveelheden op.
Dit toont aan dat de uitgebalanceerde samenstelling van het mengsel van verschillende vlinderbloemigen, kruisbloemigen, grasachtigen en composieten als vlas en phacelia de voeding van het hoofdgewas het beste kan ondersteunen.
Een dergelijke combinatie van bio diverse mengpartners zorgt voor een optimale ontsluiting van een breed scala aan nutriënten tijdens de groeifase van groenbemesters. Dit komt het hoofdgewas ten goede, want de afbraak van residuen van vanggewassen biedt een breed scala aan voedingsstoffen in plantaardige vorm.
In het getoonde experiment bood de meest soortenrijke mix TerraLife® het grootste voedingsvoordeel voor het hoofdgewas maïs. Een combinatie van soorten die ieder gespecialiseerd zijn in het vrijmaken van verschillende voedingsstoffen, maakt de optimale ontwikkeling van een breed nutriëntenspectrum mogelijk voor het hoofdgewas. Zo kan het gebruik van meststoffen voor maïs worden verminderd.
Het vanggewasproject CATCHY werd gefinancierd door het federale Ministerie van Onderwijs en Onderzoek (BMBF) in Duitsland. Het belangrijkste doel is om bodembedekkers te gebruiken om innovatieve teeltsystemen te ontwikkelen, die de bodemvruchtbaarheid in stand houden en verbeteren.