Bladrammenas heeft een snelle beginontwikkeling en vormt in korte tijd een massaal gewas dat gemakkelijk onkruid onderdrukt. Bladrammenas kan nog vrij lang doorgroeien en ook bij late zaai nog voldoende gewas vormen om het land ’s winters te beschermen. Wanneer echter zware vorst intreedt vriest ook bladrammenas dood. De planten hebben penwortels, maar door de beperkte hoeveelheid zijwortels is de doorworteling van de grond en de wortelopbrengst veel minder dan bij grasgroenbemesters Bladrammenas wordt geteeld vanwege de toevoer van organische stof, als N-vanggewas, als aaltjesbestrijder en als bescherming van de grond tegen verstuiven.
Rassenkeuze
Bij bladrammenas zijn de snelheid van grondbedekking, laatheid bloei en aaltjesresistentie de belangrijkste eigenschappen waarin rassen kunnen verschillen. Bij een zaai op braakpercelen en in een vroege stoppel hebben laatbloeiende rassen met een zeer goede aaltjesresistentie de voorkeur. Alle rassen van bladrammenas die op de Rassenlijst staan zijn resistent tegen het witte bietencysteaaltje (bca); er bestaan echter verschillen tussen de rassen in de mate van bca-resistentie. Er zijn ook rasssen met een resistentie tegen M.Chitwoodi. Bij zaai in een late stoppel dient een ras gekozen te worden met een snelle beginontwikkeling.